Jezus zei tegen hem: ‘Of ik iets kan doen? Alles is mogelijk voor wie gelooft.’ Meteen riep de vader van het kind uit: ‘Ik geloof! Kom mijn ongeloof te hulp.’
Marcus 9:23-24
Herkenbaar? Als je voor jezelf een lijn zou tekenen met aan de ene kant het woordje geloof en aan de andere kant het woordje ongeloof. Waar, op die lijn, zou jij je bevinden? Voor mijzelf vind ik dit een spannende vraag. Want aan de ene kant wil ik zeker zijn van Gods belofte. Aan Hem twijfel ik niet. Maar wanneer kijk ik naar mijn eigen geloof, dan zie toch écht een ander verhaal: geloven met ups en downs!
Iets dergelijks zien we ook bij Jezus’ discipelen. Weet je het nog? Jezus had hen met een opdracht op pad gestuurd én gaf hen macht over onreine geesten. In Marcus 6:13 lezen we over hen: en ze dreven veel demonen uit en zalfden veel zieken met olie en genazen hen. Maar nu, in het verhaal van Marcus 9, lijkt er niets meer van hun geloof over. Bedeesd vragen zij Jezus (Marcus 9:28):
Waarom konden wij die geest niet uitdrijven?
Zondag lezen we Marcus 9:14–29, lees ter voorbereiding eens heel Marcus 9. Wat valt je bij het lezen op? Wat betekent dit voor je (on-)geloof?
ds. Hans Vel Tromp